In mijn vak maak ik soms ook grappige dingen mee. Prachtig was die keer toen Olga, een klein meisje van twee, midden in de aula een hele harde wind liet. Midden in mijn verhaal. De sfeer was meteen heel ontspannen. Dat is wat kinderen bij een uitvaart brengen, ze laten je relativeren. Daarom zeg ik altijd volmondig 'ja' als mensen mij vragen of ze kinderen wel zullen meenemen. Kinderen kunnen het aan, de dood hoort bij het leven, maar je moet het niet te spannend voor ze maken. Betrek ze erbij en geef eerlijk antwoord op hun vragen. Een kind stelt alleen vragen waarvan 't het antwoord kan hanteren.
Van mij krijgen ze vaak een taak. Zo mocht de vijfjarige Jasper met mij voorlopen bij aankomst van de rouwauto van zijn oma op het crematorium. De auto met de kist, reed langzaam achter ons aan. 'We hebben een heel belangrijke taak, Jasper', zei ik. 'Wij moeten zorgen dat de rouwauto de goede kant opgaat. En toen we bij de dragers aan waren gekomen: 'Nu moeten we even knikken. Dan weten zij dat ze oma uit de auto mogen tillen. Nou, je zag hem groeien. Ik word daar heel gelukkig van. Geweldig toch, om zoiets nog voor je lieve omaatje te mogen doen!
Koen, een ander jongetje van een jaar of zeven, wiens opa was overleden, heb ik naast de chauffeur gezet die zijn opa wegbracht. Dat vond ie stoer hoor. De familie vond het ook prachtig. Je zag iedereen foto's maken. Dat zijn zulke mooie herinneringen. Hier komen leven en dood samen.
Dit is hoe ik naar een afscheid kijk. Ik zou niet willen dat, als ik overleden ben, mijn eigen kleinkinderen worden weggehouden bij mij of bij mijn uitvaart. Kinderen begrijpen veel meer dan wij beseffen en ook zij moeten ermee verder. Daarom wil ik thuis opgebaard worden, de kleinkinderen om me heen. Laat ze maar lekker de kist kleuren. 'Maak er maar wat moois van voor oma.' Zo doe ik het ook in mijn werk. 'Och meisje, wat heb je een mooie tekening gemaakt, zeg! Daar zal oma heel blij mee zijn.'
Die kleine Olga liep gewoon lekker rond. Niets moeilijks aan en ik heb er geen last van. Tja, en toen die wind... Hilarisch!
Esther Vieveen
Bron: Delfts Leven